De terugkeer van het beest (Deel 1)
Vijf maanden geleden zag men in het Waalse Nassogne een wolf. Opnieuw werd zo een mooi hoofdstuk in de comebackgeschiedenis van een verdwenen diersoort geschreven. Maar de canis lupus is niet de enige toppredator die in ons land aan een opmars bezig is. Wij gingen in de Ardennen op zoek naar de wilde kat.

Een grijze namiddag in februari. Op een veldweg tussen Sankt-Vith en Malmedy speuren 2 mensen met verrekijkers de weilanden af. Billy en Annelies, twee biologen, gaan me vandaag meenemen op een safari in eigen land. En die begint met het bezoeken van graslanden in de Oostkantons. “Hier zit ze graag,” zegt Billy mysterieus, waarop hij met z’n tong tussen z’n tanden een sissend geluid maakt. ‘Ze’, dat is de wilde kat, zowat het zeldzaamste roofdier dat je in ons land kan spotten. In Vlaanderen werd ze al 150 jaar niet meer gezien, tot ze in 2012 in het Limburgse Bocholt gefilmd werd. Wellicht was ze afkomstig van een van de populaties uit de streek rond Eupen-Malmedy. Vanuit het Duitse Eifelgebergte steken de beestjes de oostgrens van ons land over om zich in de regio rond de Baraque Fraiture te vestigen. “De zure grond van de streek zorgt voor de ideale biotoop,” zegt Billy. “De bodems zijn niet erg geschikt voor akkerbouw, dus zie je hier vooral grasland. Als die weiden niet te veel bemest worden, krijg je een rijke biodiversiteit met veel muizen, hazen en mollen. En daar komen wilde katten graag op af.”

Wat het spotten van wildlife betreft, is Billy Herman een autoriteit. Met zijn reisbureau Starling gidst hij in alle uithoeken van de planeet klanten naar wilde diersoorten. Op zijn Iphone toont hij een foto van een natuurfotograaf die met zijn camera aan de poten van een grizzly ligt. “Da’s een fotootje uit Alaska, de man zijn hart sloeg zowat in zijn keel.” Heimelijk verlang ik dat hij me vandaag ook naar een indrukwekkend beest brengt, een wolf of lynx of zo, maar die hoop drukt Billy snel de kop in. “Ik kan je een wolf tonen, maar dan moet je met me mee naar Portugal. Er zijn inderdaad waarnemingen geweest in de Ardennen, zo liep er in 2012 eentje in een cameraval van het VRT-programma ‘Dieren in nesten’, maar de kans dat wij er vanavond één zien is kleiner dan dat jij EuroMillions wint. De lynx idem dito. Van zijn aanwezigheid ontbreekt trouwens het harde bewijs: nog nooit heeft iemand een foto van het beest op Belgisch grondgebied kunnen maken. Als het ons lukt, trakteer ik met champagne. Een wilde kat zien zou al een hele prestatie zijn.”

Hooligans in Limburg

Tien procent. Zo groot schat Billy de kans op een wilde kat-waarneming. “Je moet er vooral in geloven. Het beest zit hier. Een wilde kat heeft maar een territorium van een paar vierkante kilometer en is behoorlijk honkvast. Jarenlang zag ik op een weide in Vielsalm telkens dezelfde wilde kat opduiken. Dat wist ik zeker omdat ze maar één oog had. Ze was de vedette van de streek; iedereen kende haar.”

Voor alle duidelijkheid: de Europese wilde kat (Felis silvestris silvestris) is geen verwilderde versie van de normale huiskat (Felis catus). Die laatste zou afstammen van de Nubische kat (Felis silvestris lybica). De wilde kat is dus een aparte diersoort die zowel in uiterlijk, genetica én gedrag van de huiskat verschilt. Een paar jaar geleden vond een Limburgs koppel tijdens een wandeling in de Oostkantons een achtergelaten kitten. Ze dachten dat het een verdwaald huiskatje was en brachten het naar het natuurhulpcentrum in Opglabbeek. Tot ieders verbazing ontpopte het schichtige beestje zich snel tot de hooligan van de afdeling. Naarmate de weken vorderden werd de kat steeds agressiever. DNA-onderzoek wees uit dat het een wilde kat betrof. “Haar gedrag was al een indicator,” vertelt Billy. “Wilde katten zijn niet te temmen.”

We stappen de wagen in en zetten koers richting Vielsalm. Billy graait naar zijn Iphone en checkt nog eens de weerberichten. “Hmm, het gaat dus toch niet vriezen vannacht. Da’s goed nieuws voor ons.” Ik kijk hem onbegrijpend aan. “Je moet denken als een beest. Wat doe je als je koud hebt? Beschutting zoeken. De wilde kat kruipt dan het bos in en je krijgt hem moeilijker te zien. Bij hogere temperaturen zal hij meer in het open veld verschijnen. Bovendien is het februari, de maand dat wilde katten krols zijn. Hierdoor leggen ze grotere afstanden af op zoek naar een partner. Dus ook dat speelt in ons voordeel.” Zijn woorden zijn nog niet koud of ik zie door de voorruit een kat verschijnen. “Dat is er één!” roep ik, terwijl ik dolenthousiast met beide handen aan Billy’s schouders schud. “Rustig, Jeroen. Het is een gewone huiskat. Een wilde kat is véél forser. Ze heeft ook oogstrepen en een roos neusje. Maar hét belangrijkste verschil is de staart: die is dikker en heeft een stomp zwart uiteinde met daarvoor een drietal zwarte ringen.”

Ingenieur met lange tanden.

Langzaam zakt de zon achter de Ardense heuvels. De schemering is ingezet, nu is het money time. Wilde kat, vossen en dassen gaan nu op pad. Ook de bever komt dan uit zijn schuilplaats. Het is iets na zessen als Billy langs een drukke weg in Wibrin halthoudt. Vanop de verhoogde berm wijst hij naar een aanpalende weide. “Daar ligt een beverburcht,’ zegt Billy. Mijn mond valt open. De plek ziet eruit alsof er een obus uit de Eerste Wereldoorlog is ingeslagen. In een reusachtig met water gevulde krater, zie ik een bomenkerkhof. Overal drijven er gevelde berken en populieren rond. Het decor lijkt uit de film The Road geplukt, alleen is dit niet het werk van een apocalyptisch weerfenomeen, maar van een beestje met lange tanden. “Een tiental jaar geleden was dit nog een stukje bos met daarin een kabbelend beekje,” zegt Billy. “Tot de bevers dammen zijn gaan bouwen en alles zoetjesaan onder water hebben gezet. Veel bomen sneuvelden door de stijgende watertafel, degene die nog overbleven werden door bevers omver gevreten.” Naast me ontwaar ik een dikke populier die zowat tot op een meter hoog ontschorst is. “Je zou ervan versteld staan, wat die bevers allemaal te lijf durven gaan. Er zijn bevers verpletterd door de boom die ze zelf velden.” Bevers worden door biologen eco-engineers genoemd. Ze creëren gloednieuwe biotopen waar ook andere diersoorten van profiteren. De zwarte ooievaar die ernstig bedreigd was, doet het nu dankzij de beverdammen opnieuw beter. Zijn favoriet voedsel, amfibieën en kleine visjes, is aan beverdammen rijkelijk aanwezig. Men kan dus stellen dat de ene comeback van een diersoort een andere genereert. Dat ook toppredators aan een opmars in West-Europa bezig zijn heeft andere redenen: ze worden door een strengere wetgeving minder bejaagd én er is een ontsluiting van de natuurgebieden. Terwijl nationale parken vroeger geïsoleerd lagen, zijn er nu groene corridors. Langs de autosnelwegen maait men niet alles meer weg, maar groeien ecologische bermen. Als de insecten en vogels komen, volgt ook het wild én grotere roofdieren.

Net als de wilde kat, werden bevers vroeger bejaagd voor hun pels. In de Ardennen werd de laatste bever rond 1890 geschoten. In 1998 vond een zekere Olivier Rubbers dat hij lang genoeg was weggeweest. De man ging in het Duitse Beieren 100 bevers ophalen en liet ze met enkele vrienden – de groep noemt zichzelf de ‘Rangers’ – in de Ardense rivieren los. Het transporteren van beschermde diersoorten is in Wallonië verboden, dus werd Rubbers voor de rechtbank gedaagd. Daar beweerde hij de beesten vóór de grens in Duitsland te hebben losgelaten. “Ik kan er toch ook niet aan doen dat ze naar België zwommen?” opperde de man. Omdat bevers landbouwgebieden onder water kunnen zetten, is hun komst omstreden. “Meestal gaat het om draslanden die economisch toch niet écht nuttig waren,” zegt Billy. “Bevers leefden hier vroeger, dus vind ik dat ze hun plaats in ons ecosysteem hebben. Het is geen exoot zoals de wasbeer die aanvankelijk in Noord-Amerika voorkwam. Ook die wordt hier steeds vaker gezien, al weet ik niet of dit zo’n goede zaak is. In bepaalde Duitse steden is de wasbeer en echte plaag geworden.” Kassel, in de volksmond de wasbeerhoofdstad van Europa genoemd, wordt door de beestjes volledig geterroriseerd. Tachtig jaar na de intrede van de wasbeer (volgens de overlevering liet nazibons Herman Göring er in de jaren ’30 twee uitzetten om op te kunnen jagen), dwalen ze vandaag met duizenden in de straten rond op zoek naar voedsel. Met hun fijne handjes zijn het echte inbraakkampioenen. Ze kruipen via regenpijpen huizen en kippenhokken binnen waar ze echte ravages aanrichten. Net als steenmarters halen ze ook de isolatie uit bekabelingen. Bovendien zijn ze ook dragers van rabiës en spoelwormen. Het schattig beestje blijkt een wolf in schapenvacht.

Smakelijk Wallonië

Samen met de nacht daalt de vrieskou over de Oostkantons neer. Uitgedost als poolreizigers stappen we met zijn vieren in de wagen van gids Billy. Er hangt spanning in de lucht. Het mag dan wel maar een expeditie naar de wilde kat in de Ardennen zijn, mijn adrenaline pompt even hard als een Planet Earth-reporter die op zoek is naar sneeuwluipaarden in de Himalaya. Terwijl Billy z’n Citroën Berlingo langs verlaten dorpswegeltjes stuurt, schijnt zijn vrouw met een grote lichtspot de velden in. “Vossen en hazen zullen rood oplichten, katten, herten en reeën groen,” geeft Billy ons nog snel mee. Na drie minuten is het al prijs. Doorheen de zijruit zie ik hoe een silhouet rood kleurt en twee ogen als lichtknikkers in onze richting staren. Stoïcijns blijft een vos in de lichtbundel van de lamp staan. Billy gooit zijn remmen dicht, stapt uit en richt zijn telescoop op de vos. “Hij heeft precies al wat oorlogen meegemaakt want hij mankeert een stuk oor,” lacht Billy. Zo snel succes in onze zoektocht, had ik niet verwacht. Achteraf blijkt dat ik de vos gewoon niet kon missen. Doordat het dier een echte opportunist is – hij eet werkelijk alles – en geen natuurlijke vijanden heeft, kan hij zich relatief makkelijk handhaven. Zijn territorium varieert van 0,5 tot 10 vierkante kilometer en wordt bepaald door het voedselaanbod. Dat er hier eten genoeg is, blijkt uit de 24 vossen die ik tijdens deze trip zal tellen. Eén waarneming valt extra op: een koppeltje dat zich aan een technisch moeilijk erotisch standje waagt. Terwijl hun koppen ongeïnteresseerd in een andere richting kijken, staan ze met hun achterwerk tegen elkaar geplakt. Blijkbaar blijven vossen na de daad nog eventjes aan elkaar vastzitten. Hun geslachtsorganen hebben tijd nodig om te ontzwellen. Toch kunnen ze zich blijkbaar tijdens die ‘koppeling’ omdraaien, vandaar het nogal onhandig Kamasutra-standje. Dat het liefdesspel een keerzijde heeft, blijkt bij het oversteken van een drukke gewestweg. Een vos ligt er uiteengereten op het asfalt. Uit de website dierenonderwielen.be van Natuurpunt, die verkeersdoden onder dieren in kaart brengt, blijkt dat vossenongelukken pieken in februari. Voortgestuwd door hun hormonen patrouilleren mannetjes in die periode non-stop langs de grenzen van hun territorium op zoek naar een wijfje. Behalve vermoeiend zijn die amoureuze uitstapjes levensgevaarlijk, zeker in een druk verkeersnet als België.  Naast vossen, spot ik ook massaal veel edelherten en reeën. Volgens Billy zijn die hoge aantallen aan de jacht te wijten. “In veel Ardense wouden wordt er bijgevoederd. Dat doen de jachteigenaars om everzwijnen en herten in hun bossen te houden, zo gaan ze niet op naburige landbouwakkers naar eten op zoek. Door dit extra voedsel, bouwen dieren meer nesten en ontstaan er over-populaties. Nergens in Europa heb je zoveel wild per vierkante kilometer als in de Ardennen. Soms spot je hier kuddes van honderden reeën, in een normale biotoop is dat onmogelijk. Wolven en lynxen zijn niet dom en weten waar ze aan veel voedsel kunnen geraken. Wallonië is voor hen een gedekte tafel. Alleen vinden jachteigenaars dat niet zo leuk. Het wild dat in hun bossen leeft, is hun kapitaal. Everzwijnen zijn een paar honderden euro’s per stuk waard, een hert draait al rond de 800 euro. Bij een bezoekje van een wolf of lynx gaan die dieren lopen, dus dat zal een eigenaar ten alle prijzen willen vermijden. In groene middens vermoedt men dan ook dat als er ergens een wolf opduikt, hij niet al te lang zal leven.”

Net als de lynx, is de wolf beschermd. Ze valt onder de conventie van Bern, een internationaal verdrag ter behoud van wilde dieren en hun habitat. Ironisch genoeg staan de Zwitsers vooraan in de rij om deze richtlijn aan hun laars te lappen. Toen de eerste wolf in 1995 in het kanton Wallis opdook, werd hij zonder pardon afgeknald. Indien men kon bewijzen dat een wolf in één keer 15 schapen, of meer dan 35 schapen op drie maanden had gedood, schreef men jachtvergunningen uit. Dat zorgde voor vreemde situaties. Als een wolf zo verstandig was om bij 14 stuks van tafel te gaan en in een andere vallei z’n maaltijd verder te zetten, kon men hem niks maken. Dat hadden de Zwitsers na een tijdje ook door, dus paste men de wet aan. Als wolven nu ‘in de buurt’ van een woonkern komen, mag men ze zomaar afschieten. Ook in Noorwegen, Finland en Frankrijk worden onder druk van landbouwers en jagers wolven afgeschoten. Een ander pijnlijk verhaal was dat van Bruno, de bruine beer die in 2006 in Beieren werd neergeschoten. Het was de eerste keer in 170 jaar dat er zich in Duitsland een beer vertoonde. Het dier, dat uit Italië kwam, was aanvankelijk ‘heel welkom’, tot hij een tiental schapen opvrat. Meteen werd een afschotvergunning uitgeschreven. “Ecotoerisme zou een oplossing kunnen zijn om de spanningen tussen toppredatoren en mensen op te lossen,” zegt Billy. “Héél veel natuurliefhebbers willen wolven en beren in het wild zien en zijn bereid daarvoor te betalen. Helaas dringt dat bij de betrokkenen niet door. De Sierra de Culebra in Portugal heeft de grootste dichtheid van wolven in Europa. Het is een van de weinige plaatsen waar ze je quasi zeker kan spotten. Toch jaagt men er op de wolf. Zo slacht je de kip met gouden eieren. Ik heb al gedacht om het op een akkoordje met een grootgrondbezitter te gooien. “Als je de wolven met rust laat en ik hier met mijn klanten mag komen spotten, vergoed ik jouw gesneuveld wild.”

Er ontstaat commotie in de wagen. “Een wilde kat!” roept Annelies. In de lichtbundel van haar lamp zie ik op zo’n honderd meter twee oogjes in het donker schijnen. Meteen grijp ik naar mijn verrekijker. Tien seconden staart de kat in mijn lens en duikt dan het struikgewas in. Verbouwereerd en verlamd door de adrenaline, ben ik vergeten naar de veldkenmerken van het dier te kijken. Billy heeft echter wel opgelet: “Ik heb de staart gezien. Geen twijfel: dit was een wilde kat.” Er wordt gejuicht en high fives uitgedeeld. “Laat ons nu maar een bever gaan spotten,” zegt Billy. Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Onze gids speurt met zijn zaklamp de ene beverburcht na de andere af, maar de beesten geven niet thuis. In de wagen treedt ondertussen gewenning op: bij een 17e vos reageer je niet meer hetzelfde als bij je eerste. Wanneer de klok in de wagen bijna middernacht aanwijst, slaat ook de vermoeidheid toe. Eigenlijk heb ik het wat gehad en wil ik het liefst in mijn warm hotelbed gaan kruipen. Billy wil echter niet van opgeven weten. “Dit is het moment dat wij onze klanten dat extra zetje geven om door te gaan. Want net wanneer je wilt opgeven, komt daar die ene unieke waarneming.” Niet echt overtuigd kruip ik in een hoekje op de achterbank en sluit de ogen. Na een uur hoor ik opnieuw de stem van Billy. “La Ruisseau in het Bois de Martin Moulin is de laatste rivier die we proberen, daarna gaan we naar het hotel.” We stappen uit, sneeuw knispert onder onze schoenen. Billy schijnt nog eens met zijn zaklamp over het gitzwarte water. Niks. Terug de auto in. “Daar is nog een stukje water, geef me je zaklamp eens,” zegt Billy tegen Annelies. Doorheen de achterruit volg ik met slaperige oogjes het traject van de lichtbundel. Tergend langzaam verplaatst die zich over de plas, maar er is geen rimpeling op het water de bespeuren. Nog één meter scheidt de witte vlek zich van de oever, wanneer ik plots iets zie bewegen. “Dààr! Nen bever!” brul ik. Ik kan mijn ogen niet geloven: op het allerlaatste stukje water van de allerlaatste burcht, zie ik het beest drijven. Tien lange seconden kan ik zijn kopje in de lichtbundel volgen. Billy heeft gelijk: de mooiste goals scoor je in extra time. Of zoals de Britten het zo mooi zeggen: It ain’t over till the fat lady sings.

 Foto’s: Jelle Vermeersch