Will Tura en Willy Sommers: hun eerste interview samen.
 “Een dubbelinterview met Willy Sommers? Dat heeft een journalist me nog nooit gevraagd,” zegt Will Tura me aan de telefoon. Vier seconden blijft het stil – een eeuwigheid als je op het punt staat geschiedenis in de Vlaamse showbizz te schrijven – maar dan komt het verlossend antwoord. “Oké man, we gaan dat doen. Kies maar een leuke plek in het Brusselse uit.”

Exact een week later zit ik op beide heren te wachten in het stijlvolle Hotel Wiltcher’s op de Louizalaan. Een kwartier vroeger dan afgesproken verschijnen Willy Sommers (65) en Will Tura (77) in de lobby.  ‘Wij zijn beide leeuwen, die zijn altijd stipt,” lacht Will. Het zal niet de enige parallel zijn. Beiden zijn Porscheliefhebber, hebben een Nederlandstalig repertoire en zijn verslaafd aan optredens. Ze lagen ook alle twee in de bovenste schuif bij half vrouwelijk Vlaanderen. Maar er kan maar één Lion King in de jungle van het Vlaamse Lied zijn. Tura’s manen blinken iets feller; hij is piekfijn in een crèmekleurig kostuum uitgedost, klaar om de bühne van een operazaal te veroveren. Sommers oogt eveneens verzorgd, maar zijn casual leren jack maakt hem iets toegankelijker. Wat  niet wil zeggen dat ridder Arthur Blanckaert een stijve aristocraat is geworden. Voor de lens van onze fotograaf geeft hij gezwind een Elvis Presley-pose ten beste. ‘Moet ik het je weer voortonen?’ grapt hij naar Sommers, terwijl hij losjes door de knie buigt en zijn microstatief naar voor gooit. Wanneer de fotograaf vraagt of ze alle twee tegelijk in de micro’s willen zingen, komt de perfectionist in Tura boven. ‘Liever niet. De mensen mogen niet denken dat we een duet hebben opgenomen. Ik heb enkel de muziek van het liedje geschreven.’ Het liedje, dat heet Zondag. Will heeft de vleugelpiano in de bar ontdekt en is niet te houden. Nadat Will het beginakkoord aanslaat, valt Willy in. ‘Ik ga er blazers laten bijsteken en nog een extra koor, er moet meer power bij,’ zegt Sommers twee minuten later, nog half naar adem happend. ‘Gelijk heb je,’ zegt Tura. ‘Als je het voelt, moet je meteen doorduwen.’

Heren, het lijkt alsof jullie al jaren samen muziek maken.

SOMMERS: ”Nochtans is dit onze eerste coproductie. Ik heb vroeger wel nummers van Will gecoverd – Arrivederci Maria, bijvoorbeeld – maar nu heeft hij speciaal voor mij dat nummer geschreven.”

TURA: “We kennen elkaar al lang en gaan af en toe iets eten samen. ‘Schrijf eens een nummer voor mij,’ zei Willy op een dag. ‘Als jij de tekst schrijft,’ antwoordde ik. De muziek was snel klaar, maar op zijn tekst hebben we toch wel een jaar of twee moeten wachten. (lacht)

SOMMERS: (glimlacht) “Ge overdrijft een beetje, het was twee maanden. Ik heb het nummer opgespaard voor mijn nieuw album ‘Boven de wolken’. Vandaar dat het een tijdje duurde.”

Nooit eerder gaven jullie samen een interview. Was dat omdat jullie concurrenten waren?

SOMMERS: ”Persoonlijk hebben wij altijd goed overeen gekomen. Het waren eerder de concertorganisatoren die ons tegen elkaar uitspeelden. Nooit werden we op dezelfde avond geprogrammeerd. Will speelde de vrijdag op de Druivenfeesten, ik de zaterdag. Vandaag liggen de kaarten anders. Er is ondertussen zoveel respect voor ons, dat mensen heus wel een optreden van ons beiden kunnen appreciëren. Maar vroeger kon je niet in beide kampen vertoeven, dat was hetzelfde als de supporters van Anderlecht naast die van Club Brugge zetten.”

TURA: “Ik maakte hetzelfde met Marva mee. Haar fans stapten op toen ik het podium opkwam. En omgekeerd: de mijne verlieten de zaal toen zij speelde. Die rivaliteit hoorde er nu eenmaal bij en is zo oud als de muziekgeschiedenis. Je kon ook niet fan zijn van de Beatles én de Stones.”

Laat ons beginnen met een trip down to memory lane. Wat was jullie eerste muzikale herinnering?

TURA: ”Toen ik negen jaar was vond ik op zolder een mondharmonicaatje. Zonder één noot muziek te kennen, speelde ik er de hit van het moment mee na. Mijn pa wist niet wat hij hoorde, maar toch nam hij het instrument van me af. ‘Je mag daar niet op spelen, er is kopergroen aan. Sla je spaarvarken stuk en ga een propere mondharmonica kopen!’ zei hij. De broer van mijn moeder had een café. Als klein manneke klom ik de tafel op en speelde ik de liedjes die de klanten vroegen. Daarna leerde ik op de muziekschool ook accordeon, gitaar en piano spelen. Op mijn vijftiende componeerde ik al zelf liedjes op mijn piano. Ik was dus eerst componist en werd later pas zanger. Schrijven van muziek beschouw ik trouwens nog steeds als mijn grootste talent.”

SOMMERS: “Mijn grootvader heeft me met muziek in contact gebracht. Hij was trompettist in een orkest dat kermissen in het Pajottenland afschuimde. De muzikanten werden niet betaald, maar gingen met de hoed rond. In de oorlog kon hij hierdoor zijn gezin van eten voorzien. Voor het weinige amusement dat de mensen nog hadden, wilden ze wel iets betalen. Toen ik tien jaar oud was, zei hij tegen mij: ‘Manneke, ge gelooft toch niet meer in Sinterklaas, hé? Wel, ik ga u een gitaar kopen. Want als ge muziek kunt spelen, kunt ge altijd uwen boterham verdienen.”

Zijn jullie altijd fulltime met muziek bezig geweest?

SOMMERS: “Ik twijfelde of ik van mijn muziek zou kunnen leven. Daarom ben ik een regentaatopleiding begonnen. Maar in mijn tweede jaar kwam de doorbraak met Zeven anjers, zeven rozen. Ineens had ik zoveel optredens, dat ik aan mijn ouders gevraagd heb of ik één jaar mijn studies mocht stopzetten. Normaal was het plan om die te hernemen, tot ik op een dag naast de weg een grote affiche zag. ‘Vijf jaar Willy Sommers!’ stond er onder mijn kop te lezen. Ja, nu kan ik maar beter als muzikant verder doen, dacht ik.”

TURA: “Ik heb nooit iets anders gedaan. Studeren interesseerde me niet, ik wou absoluut muzikant worden. ‘Die kleine Blanckaert, daar komt niks van terecht,’ zei de meester tegen mijn moeder. Tijdens mijn wiskunde-examen was ik partituren aan het schrijven. In plaats van rekensommen stonden er muzieknoten op mijn blad. Ik was verzot op de muziek van Amerikaanse bigbands. Duke Ellington en Harry James zijn twee grote orkestleiders die me sterk hebben geïnspireerd.”

Ik dacht dat jouw grote voorbeeld Gilbert Bécaud was.

TURA: ”Dat kwam later. Aanvankelijk componeerde ik muziek vóór anderen en zong ik liedjes ván anderen. Tot Jacques Kluger, mijn producer zei: ‘Will, waarom schrijf je eens geen muziek voor je eigen stem?’ ‘Ik heb dat al gedaan, maar ik durf je dat niet laten horen,’ antwoordde ik. Ik had het over Eenzaam zonder jou, mijn doorbraaknummer. Pas daarna ben ik me in zangers gaan interesseren.”

Wat vinden jullie elkaars mooiste nummer?

SOMMERS: “Zondag! (hilariteit) Grapje, Alleen op de wereld vind ik Wills allerbeste nummer. Ik heb het ooit gecoverd.”

TURA:Het water is veel te diep, vind ik Willy’s mooiste liedje. Wie heeft dat eigenlijk geschreven?”

SOMMERS: ”Roland Verlooven. Er hangt trouwens een interessant verhaal aan dat nummer vast. Het dateert uit de begindagen van Tien om te zien. Will stond op één met Mooi, ’t leven is mooi en ik op nummer twee met Het water is veel te diep. Beide songs hebben de revival van het Vlaamse lied ingeluid. In februari 1989 ontdekte men in de Vlaamse huiskamer dat er nog Nederlandstalige artiesten bestonden.”

Was het dan zo slecht met het Vlaamse lied gesteld?

SOMMERS: “Ja. Midden de jaren ‘80 waren er geen promotiemogelijkheden meer: het enige tv-programma waar al eens een artiest mocht optreden was Mike aan zee. Ook via de radio kwam er weinig ondersteuning. Will en ik hadden gelukkig onze optredens. De mensen wisten wat we waard waren en boekten ons regelmatig terug. Maar nieuwe artiesten kwamen niet meer aan de bak.”

TURA: ”Een andere oorzaak van de crisis was het verdwijnen van de jukeboxen in de cafés. In de jaren ’60 en ’70 vormden die ons belangrijkste promotiekanaal. Elke platenbaas zorgde ervoor dat het singletje van zijn artiest in de Wurlitzer of AMI zat.”

SOMMERS: ”Klopt.  De vertegenwoordigers van mijn platenfirma moesten 36.000 exemplaren van 7 Anjers 7 Rozen in de cafés verdelen. Zoveel jukeboxen telde Vlaanderen in ’71 nog. Iedereen slowde op het liedje, maar niemand kende die jonge gast die het zong. Pas toen ik op tv kwam, ontplofte de platenverkoop. Daarom zeg ik: visibiliteit is voor een artiest noodzakelijk. De mensen moeten je kunnen zien.”

Zijn jullie vandaag tevreden met de airplay die jullie krijgen?

SOMMERS: “Van Radio 2 heb ik zeker niet te klagen. Alleen zou het quota ‘Nederlandstalig’ in het algemeen wel wat hoger mogen. Op de Franse radio spelen ze niet meer dan 50% buitenlandse platen. Zij wisselen oude platen van Hervé Vilard moeiteloos af met recente nummers van Rihanna. Dat kan daar allemaal. Ze zijn meer chauvinist dan ons.”

TURA: “Gilbert Bécaud, met wie ik bevriend was, begreep dat niet. ‘Treed je vaak op in Liège?’ vroeg hij me. ‘Ik kom daar nooit,’ antwoordde ik. ‘Ik zing in het Nederlands en de Walen horen liever Franstalige liedjes.’ Hij keek me onbegrijpend aan. ‘Quel pays de cons’ zei hij. ‘Als ik in Duitsland ga optreden, zing ik toch ook niet in het Duits?’ Er is trouwens een Franstalige versie van ‘Eenzaam zonder jou.’ De Waalse zanger Robert Cogoi bracht het uit.  Een groot succes, het werd een nummer één in Canada. Maar in Wallonië weet niemand dat ík zijn ‘Je me sens très seul’ geschreven heb. Ze denken daar dat het een Frans liedje is.”

Jullie waren beiden tieneridolen met een niet onaardige schare vrouwelijk fans. Klopt het dat jullie managers vroegen het vrijgezellenstatuut te bewaren?

TURA: ”Ja, ik heb mijn verloving met Jenny lang afgeschermd. Er was een mythe dat wanneer je als zanger trouwde, je platenverkoop een duik nam. Vandaar dat Willy nog steeds niet getrouwd is. (grijnst)”

SOMMERS: (schaterlach) “Wat niet is, kan nog komen. Kijk, ik ben begonnen als tieneridool. De eerste zeven jaar mocht absoluut niet geweten zijn dat ik een vriendin had. Op een dag kwam een journalist van Joepie naar me toe. ‘Ik weet het van je vriendin. Nu ga je meewerken of ik leg een fotograaf een ganse nacht voor je deur.’ Ik was doodsbang om fans te verliezen, maar ik kon geen kant meer uit. Ik heb toen beslist om de boel zelf in handen te nemen. ‘Stuur een fotograaf met een telelens naar Parijs,’ zei ik. ‘Dat hij wat foto’s trekt, terwijl ik met mijn lief shop op de Champs-Elysées. En schrijf eronder: ‘Sommers in buitenland betrapt met geheime vriendin.’ Ik heb dus zelf mijn paparazzimoment georganiseerd. Daarna heb ik welgeteld drie kwaaie brieven gekregen. Genre: ‘Ik heb alle posters en foto’s van je verscheurd.’ Ik had daar dus niet zoveel spel moeten over maken.”

Jij hebt je relatie met Jenny tot aan je huwelijk kunnen afschermen, Will. Tot er plots beelden van de plechtigheid in Echo opdoken. Dat moet een bom in de Vlaamse huiskamer zijn geweest?

TURA: ”Het was een bewuste zet. Bij Elvis Presley wist ook niemand dat hij een lief had, tot hij met Priscilla trouwde. Nog voor ik Jenny kende, had ik tegen mijn moeder gezegd: ‘Als ik ooit trouw, ga ik het zoals Elvis doen.’ Jan Van Rompaey, die getipt was, is ons dan op het stadhuis van Sint-Lambrechts-Woluwe komen interviewen. Fantastische beelden om nu terug te zien. Ik weet nog dat Jean Kluger me belde.  ‘Will, Jenny komt heel goed over bij de mensen.’ En we hadden ons geen zorgen hoeven maken: de platenverkoop ging door het dak. Mijn single ‘Verboden Dromen’ stoomde naar nummer één.”

SOMMERS: ”Dit toont aan dat mensen graag hebben dat het goed gaat met een artiest. Will heeft een mooie en goede vrouw gevonden, hij is gelukkig, we zijn content voor hem. Fans leven meer met je mee dan je denkt. Toen ik ooit eens met een kleine vervangwagen op een concert aankwam, kreeg ik meteen meelijkwekkende reacties: ‘Oei, Willy. Wat scheelt er met je? Heb je geldzorgen? Lig je buiten bij je platenfirma? Ze zaten echt met me in.”

Willy, jij stond vaker op de cover van Dag Allemaal dan Will. Schermde Will beter zijn privéleven af?

SOMMERS: ”Goh, dat weet ik niet. Volgens mij kwam dat gewoon omdat ik meer relaties dan Will heb gehad. En ik speelde graag de spelletjes van de media mee. Iedereen herinnert zich wel de coverfoto van Panorama waar ik met de handen voor Isabelle A’s borsten poseer. Daar heb ik absoluut geen spijt van.”

TURA: (glimlacht) “Waarom zou hij? Hij voelde zich toen gewoon goed in zijn vel.”

Leed Willy Sommers naast het podium een groter rock’n roll-leven dan Will Tura?

SOMMERS: ”De laatste twintig jaar zeker niet meer. Sinds ik met Cindy ben, zijn mijn wilde haren weg. Door de geboorte van Luna, mijn dochter, kreeg ik een andere visie op het leven. Ik draag nu een verantwoordelijkheid voor mijn gezin, terwijl ik vroeger van vriendin naar vriendin ging.”

TURA: ”Ook ik heb een jonk leven gehad, hoor. Vergeet niet dat ik al 32 jaar was, toen ik trouwde. Maar toen verscheen Jenny. Een coup de foudre, alsof de bliksem insloeg. Ik voelde direct: ‘Dat is ze.’ Als de vrouw van je leven voor je staat, moet je geen zotte toeren meer uithalen.”

Het moet voor hen wellicht niet makkelijk geweest zijn om jullie te delen met al die vrouwelijke fans?

TURA: ”Dat geldt voor elke artiest. Als je een jaloerse vrouw hebt, hang je. (lacht)”

SOMMERS: ”Klopt. Al moeten ze zich ook niet teveel zorgen maken. De fans van Will en ik weten perfect waar de grens ligt en hoe ver ze kunnen gaan.”

Wat is het gekste wat een fan ooit voor jullie deed?

TURA: ”Bij mij hebben ze eens na het soundchecken mijn gitaar gepikt. Paniek, want een kwartier later moest ik optreden. Plots verscheen een vijftal vrouwen voor me. Ze hadden mijn gitaar bij. Hij was volgeklad met lipstick. ‘Love you’, ‘Kisses’ en meer van die boodschappen.”

SOMMERS: ”Ik heb ooit eens een moto als verjaardagscadeau gekregen. Mijn grootste fans hadden samengelegd voor een Suzuki Intruder. Na een optreden verscheen hij plots op het podium. Dat heeft toch wel een grote indruk op me gemaakt.”

Waar trekken jullie de grens? Mogen fans aan jullie deur voor een handtekening bellen?

SOMMERS: ”Ze trekken zelf die grens: dat is zijn privéleven, daar kom ik niet. Een foto van je huis durven sommigen wel nemen, maar aanbellen gebeurt zelden. Er is meer respect dan je zou vermoeden.”

TURA: ”Inderdaad. Vroeger vierde ik mijn verjaardag met mijn fans. Eén keer per jaar, op 2 augustus, nodigde ik ze in mijn hof uit voor een hapje en een drankje. Toen ik op mijn vijftigste aankondigde dat ik daarmee zou stoppen, heeft iedereen dat zonder morren aanvaard.”

Jullie zijn wel heel bereikbaar voor de fans. Will, mijn ouders vertelden me dat jij hen ooit na een optreden gewoon een hand op restaurant kwam geven. Ik zie het internationale sterren niet doen.

TURA: ”Dat is de typische Vlaamse bescheidenheid, denk ik. Na een optreden deel ik soms nog een uur handtekeningen uit, ik voel me daar niet te goed voor.”

SOMMERS: ”Ze zouden het ons zeer kwalijk nemen indien we dat niet meer zouden doen. Bij die grote artiesten is het vooral de entourage die hen afschermt van de fans. Ze zijn daar zelf vaak niet blij mee. Achter de schermen van Tien om te zien vroegen wereldsterren als Bryan Adams of Tina Turner zelf of ze met Anne (red; De Baetzelier) en ik op de foto mochten.”

Hebben jullie een  superfan?

SOMMERS: ”Meerdere. Echte diehards. Sommigen komen zelfs twee keer per avond naar een optreden kijken. Dat ze hiervoor van Poperinge naar Maasmechelen moeten rijden, kan hen niet schelen. Da’s een hechte kliek, ze houden voor het podium zelfs plaats voor elkaar. Nu ik de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heb, worden ze angstig: ‘Je gaat toch niet stoppen? Wat moeten we dan gaan doen in ’t weekend?’ Naar een andere artiest gaan kijken, daar hebben ze geen oren naar. Ik moet dus doorgaan, anders ga ik veel mensen ongelukkig maken.”

TURA: ”Dat gevoel heb ik met mijn band. Ik heb altijd met een orkest opgetreden, nooit live on tape. Al jaren speel ik samen met dezelfde fantastische muzikanten. Stoppen is ook hen een beetje in de steek laten.”

Jaren op de baan van het ene optreden naar het andere. Heeft dat zijn fysieke tol geëist?

TURA: “Ik heb één keer een zware inzinking gehad. Eind jaren zestig, in volle Eenzaam-zonder-jou-hype, ging plots het licht uit. Mijn dokter heeft me toen verplicht op vakantie naar Mallorca gestuurd. Daar heb ik me op het bed van mijn hotelkamer gegooid en heb ik twee dagen doorgeslapen. Ik was toen niet goed bezig: na optredens reed ik als een gek met mijn auto naar huis, terwijl ik doodvermoeid in mijn wagen zat. Ik had dat probleem met een privéchauffeur kunnen oplossen, maar ik wil gewoon mijn stuur niet afstaan. Nu nog steeds rij ik zelf naar mijn optredens.”

SOMMERS: “Ik heb sinds vijf maanden een privéchauffeur. Anderhalf jaar geleden werd ik onwel in de wagen en zijn er hartritmestoornissen bij me vastgesteld. Toen heeft Cindy gezegd: het kan niet meer dat je ’s nachts nog alleen de baan op gaat. Jammer, want net als Will ben ik verzot op auto’s en wil ik het liefst zelf rijden.”

Het leven ‘on the road’ is bij veel muzikanten een bron van grappige anekdotes. Kreuners-drummer Ben Crabbé vertelde ooit dat hij door de security de toegang tot het podium werd geweigerd. Ze hadden hem niet herkend. Wat is jullie favoriet Spinal Tab-moment? 

TURA: (lacht) ”Wij komen zo’n zaken niet tegen. We zijn daarvoor te goed georganiseerd. ”

SOMMERS: ”Ik ben ooit tijdens een optreden van het podium gesleurd. Een jaloerse Italiaan kon niet verkroppen dat zijn vriendin té enthousiast mijn liedjes meezong. Ik kwam met mij rug op een gebroken pintglas terecht en zag de achterkant van mijn wit kostuum rood kleuren. Die tiep is de tent uit gevlucht, maar mijn fans zijn erachter gegaan. Op het kerkhof van Sint-Pieters-Leeuw hadden ze hem te pakken. De dag daarna stond hij met een blauw oog aan mijn deur om zich te excuseren.“

TURA: (kurkdroog) “Allee, ge kunt er een film van maken.”

SOMMERS: “Zwijg, Will. Dat verhaal werd natuurlijk opgeblazen: in de krant stond dat ik een messteek in de rug had gehad. Terwijl ik een kwartier later gewoon terug op het podium stond.”

Willy, je hebt vorige week op Camping Kitsch opgetreden, die gaan er prat op dat ze het marginaalste festival van ’t land zijn. Had je geen schrik dat ze je met bier of eieren zouden bekogelen?

SOMMERS: “Wel, ik ben daar toch met enige vrees naartoe getrokken. Maar het viel reuze mee: twintigduizend jonge gasten die al mijn nummers van A tot Z meezongen. Eieren en bier heb ik niet gezien, wel veel blote borsten. Ongelofelijk was dat. Ik begon met ‘Laat de zon in je hart’ en ineens gingen maar liefst acht dames voor het podium aan het flashen. Dat had ik nog nooit in mijn carrière meegemaakt.”

Wat staat er zoal op jullie rider?

SOMMERS: “Niks speciaals. Eten hoef ik niet, het enige wat ik vraag is een goede fles witte wijn: een Pouilly-Fumé of een Sancerre die ik na het optreden met mijn bandleden en technici verdeel.”

TURA: “Ik breng zelf mijn drank mee: een thermos thee van Jenny. Voor de rest hoef ik niks.”

Jullie zijn wel heel snel tevreden. Loop je dan niet het risico dat je je in een varkensstal moet omkleden en op een paar bierbakken moet optreden?

SOMMERS: “Dat zijn verhalen uit de oertijd. Ik heb één keer in een stal opgetreden, namelijk in een paardenstal van Willy Naessens. Dat komt in de buurt van een suite in de Hilton. Je kan er van de vloer eten.”

TURA: “De tijd van de scoutstenten en kaduke parochiezalen is voorbij. Organisatoren worden steeds professioneler. Ik speel al een paar jaar enkel nog in concert- en theaterzalen en daar is de organisatie altijd perfect.”

Wat was het belangrijkste moment uit jullie carrière?

SOMMERS: ”Sowieso mijn ontmoeting met Roland Verlooven. Die heeft mijn leven bepaald. Ik zong in een coverbandje alleen Engelstalige nummers. Toen we in het voorprogramma van The Pebbles optraden, kwam Roland kijken. Achteraf zei hij: ‘Ik zie wel iets in jou, maar dan Nederlandstalig. Ge moet als stemtest een Vlaams nummer komen zingen.’ Dat nummer was ‘In de koolmijn’, een nummer van Will. (richt zich naar zijn collega) Dus eigenlijk lig jij aan de basis van mijn ontdekking.”

TURA: ”Echt? Allee, zeg? Ook ik ben Jean Kluger dankbaar voor de kansen die ik kreeg, maar mijn grootste moment was toch wel het zingen op de begrafenis van Boudewijn. Met hem had ik een speciale band. Een heel innemende man, onze koning… (stil) Op zo’n emotioneel moment moeten zingen, dat is niet eenvoudig. Hoop doet Leven is bovendien ook geen gemakkelijk nummer. De zenuwen gierden door mijn lichaam. Je weet dat de hele wereld naar je kijkt. En je krijgt maar één kans. Het moet er meteen knal op zijn. Gelukkig begeleide Steve Willaert, mijn vaste orkestleider, me toen op dat kerkorgel. Dat gaf me enige houvast.”

 

SOMMERS: ”Ik zou het echt niet gekund hebben. Zingen op begrafenissen doe ik sowieso niet, omdat als ik iemand zie wenen, geen noot meer door mijn keel krijg.”

TURA: ”Je moet op dat moment helemaal in de muziek opgaan, anders lukt het niet. En dat marcheert het best met een nummer dat je zelf gecomponeerd hebt. Met een liedje van iemand anders, zou het me niet gelukt zijn.”

Wat is de grootste gemiste kans in jullie carrière?

SOMMERS: “Dat ik door tijdsgebrek de Franse versie van Zeven Anjers, Zeven Rozen niet heb ingezongen. Ik had toen 24 optredens per maand en een nummer 1-hit in Spanje; mijn agenda zat bomvol. Ik was op promotour in Madrid toen de vraag van mijn platenfirma Disques Vogue kwam. ‘Wanneer gaan we dàt doen?’ zei Roland. ‘Laten we het maar aan een andere artiest van het label doorspelen.’ Crazy Horse kreeg de eer. Hun ‘Une fleure rien qu’une rose’ verkocht 1,4 miljoen exemplaren. Om zot van te worden.”

TURA: ”Ik heb de kans laten liggen om met Norman Newell, de gerenommeerde producer van Shirley Bassey, samen te werken. Die had een Engelse versie van Arme Joe gemaakt. Een internationale doorbraak wenkte, maar dan moest ik wel vier maanden per jaar in Londen wonen. Er was mijn orkest, mijn broer Staf die voor me werkte… Ik wou die mensen niet in de steek laten. Bovendien dacht ik: ‘Ik heb veel succes in Vlaanderen, waarom dat risico gaan nemen?’ Newell zei wel dat hij in mij geloofde, maar succes kon hij me niet garanderen. Of er in Arme Joe een wereldhit schuilde, gaan we dus nooit weten. (lacht)

Vinden jullie het spijtig dat er een internationale carrière aan jullie is voorbijgegaan?

TURA: ”Neen. We hebben hier ons stekje in Vlaanderen. Het is een heel vast publiek, ze blijven je altijd trouw. Dat is eigenlijk het mooiste geschenk dat je als artiest kan krijgen.”

SOMMERS: ”Ik heb eventjes van internationaal succes kunnen proeven toen ik met Siete rosas, siete besos een nummer 1 had. We stonden toen in 1972 met drie Vlamingen in de top van de Spaanse hitparade. ‘Manda rosas a Sandra’ van Jimmy Frey en Samantha met ‘Eviva Espana’ vulden het lijstje aan. Dat was een leuk ervaring, maar ik zou er geen Nederlandstalige carrière voor willen hebben inruilen.”

Stel dat je één internationale artiest mag aanduiden om een duet mee te zingen, wie kies je?

TURA: “Bruce Springsteen. Ik voel als muzikant hetzelfde, denk ik. De beleving, hoe hij zich in de song smijt, dat heb ik ook.”

SOMMERS: “Bij mij is dat Elton John. Ik zag hem ooit optreden in Flanders Expo. Hij alleen aan de piano met een sobere spot op hem gericht. Dat heeft toen enorm indruk op me gemaakt. Hij die me begeleidt op zijn piano, dat zou een droom zijn die in vervulling gaat.”

Will, op 3 augustus 2015 gaf je met veel bombarie een afscheidsconcert in Veurne, maar ondertussen zie ik dat je opnieuw optreedt. Je had ons dus goed liggen?

SOMMERS: (grinnikt) “Ik zat die dag in de wagen en hoorde Wills afscheidsconcert live op de radio. ‘Ik geloof nooit dat die stopt’ heb ik toen tegen Cindy gezegd. Omdat ik zelf ook nooit het optreden zal kunnen laten.”

TURA: ”We begrijpen elkaar, Willy. Ik wou toen vooral afbouwen, ik had schrik dat door het helse ritme mijn optredens aan kwaliteit zouden inboeten. Want vergeet niet, als je twee uur met een liveband optreedt, moet je conditie top zijn. Daarom ben ik ook als de dood voor verkoudheden. Dé valkuil zijn de airco’s in vliegtuigen. Elke keer wikkel ik een dikke sjaal rond mijn nek.”

Hij vergeet af en toe wel een flard tekst, maar Charles Aznavour treedt op zijn 92e nog steeds op. Gaan jullie ook zo lang door?

TURA: (lange stilte) “Kijk, we hebben een prachtig beroep, maar niets blijft duren. Het is aantrekkelijk om te blijven doorgaan, maar ik hoop dat iemand me beschermt voor dat ene optreden teveel. Ik zou niet graag op een dag afgaan. Dat is de leeuw in mij: ik ben daar gewoon te fier voor.”

SOMMERS: “Vrienden van me zijn grote fans van Aznavour. En die zeiden me toch: ‘Het wordt een beetje zielig.’ Anderzijds begrijp ik wel dat hij nog op dat podium kruipt. Elke artiest is verslaafd aan applaus. Ik rij nooit naar een optreden met het idee ‘Ik ga hier eens duizend euro verdienen’. Ik hoop enkel dat er veel volk is, veel applaus krijg en de mensen gelukkig kan maken.”

Hoe zit het met de opvolging? Is er muzikaal DNA aan de kroost doorgegeven?

TURA: “Neen, mijn zoon is piloot. En Sandy werkt voor de televisie. Dat ze geen muzikant geworden zijn, vind ik niet erg. Weinigen zijn uitverkoren om met muziek hun brood te verdienen. Ik ben al lang tevreden dat het zo goed gaat met hen. Ik vind het schitterend hoe ze nu leven en zijn.”

Die familiefeestjes met spring-in-t’-veld Luk Alloo, daar zou ik wel eens bij willen zijn.

TURA: “Luk is een fantastische vent, ik zie hem heel graag. Een echte persoonlijkheid. Hij is recht voor de vust, zoals ze zeggen in de Vlaanders. Ik ben heel blij met mijn schoonzoon, wat geen evidentie is, want als vader kan het voor je dochter nooit goed genoeg zijn. Je bent veel meer op je hoede dan bij een zoon.”

SOMMERS: “Ik ken dat gevoel. Luna wordt binnenkort vijftien en ik merk dat ze naar de jongens begint te kijken. Voor het eerst vraag ik haar: ‘Wie is dat? Wat doet die zijn pa?’ Luna heeft trouwens wél de muzikale microbe geërfd. Ze gaat al vijf jaar naar de muziekschool en volgt nu zang- en dansles. Haar droom is in musicals meespelen. Op mijn optredens zingt ze af en toe wel eens een liedje. Niet dat ik dat push, ze moet er zelf om vragen.”

Tot slot: hebben jullie een bucket list? Iets wat jullie nog héél graag zouden verwezenlijken?

TURA: “Ik zou graag eens acteur zijn in een stomme film. Begin de jaren ’60 scheelde het geen haar of ik was acteur geworden. Nog voor ik doorbrak als zanger kreeg ik een rol in de verfilming van ‘De lange nacht’ van Marnix Gijsen. Dat was een Frans-Belgische productie geregisseerd door John Slegers, een Antwerpenaar.  Het zou een James Dean-achtige prent worden en dat zag mijn producer Jean Kluger wel zitten. Op één voorwaarde: ik mocht niet zingen in de film.  Na tien dagen opnames, stoof er plots iemand woedend de set op: ‘S’il n’y a pas d’argent, je ne travaille plus.’ Ik kende genoeg Frans om te weten dat er financiële problemen waren. De productie ging failliet en ik heb nooit één beeld van mijn acteerprestaties gezien. Later is het er nooit meer van gekomen. Als je 52 albums en 630 liedjes hebt opgenomen, rest er weinig tijd voor nog iets anders.”

SOMMERS: “Eerlijk, ik had nooit gedacht dat ik aan mijn 65e nog zou zingen. ‘Als ik veertig ben, stop ik,’ las ik onlangs in een oud interview van me. Maar elk jaar treed ik nog 200 keer op. Alles wat ik nu nog meemaak, beschouw ik als bonus. Dus ik heb geen speciale verzuchtingen meer. Of wacht… Ja,  nog eens samen met Will een nummer maken.”

Als het zo ver is, kom ik jullie nog eens interviewen. Bedankt voor dit gesprek.